Begin 2014 borrelde het bij de Nederlandse liefhebbers van het vertelde verhaal. Er werd georganiseerd en gerepeteerd, gevloekt en gelachen. Berichten flitsten over en weer op Facebook. De aanleiding? De storyslam! Een nieuwe theatervorm is geboren!
Er bestaan al langer storyslams in met name de Verenigde Staten en Scandinavië, maar in Nederland was het concept tot voor kort nog onbekend. Verteller van het Jaar 2012, Raymond den Boestert, zag een storyslam tijdens een Europees congres voor vertellers, raakte enthousiast en introduceerde het enkele maanden later als afsluiting van "zijn jaar" tijdens een vertelevenement in Utrecht. Bij deze storyslam, in januari 2013, gingen individuele vertellers de strijd met elkaar aan. Een jaar later, op het vertelevenement van de Stichting Vertellen, werd het concept aangepast en streden teams van drie vertellers tegen elkaar. Dat bleek een gouden formule die vroeg om een vervolg. Binnen twee weken was de volgende storyslam een feit, bij Vertelcafé Mezrab in Amsterdam.
Storytelling meets Theatersport
Hoe werkt zo'n storyslam nou? Het principe van de storyslam is vergelijkbaar met theatersport (of als je dat niets zegt: de Lama's op tv). Twee teams krijgen om de beurt improvisatieopdrachten. Hoe beter ze de opdrachten uitvoeren, hoe meer punten ze krijgen. Die punten krijgen de deelnemers van juryleden die ter plekke worden aangewezenen in het publiek. De juryleden staan er niet alleen voor: ze mogen overleggen met de mensen om hen heen. De Nederlandse storyslam bestaat uit twee ronden, waarvan de punten bij elkaar worden opgeteld om de winnaar te bepalen.
Eerste ronde: individuele verhalen
In de eerste ronde vertellen de leden van de twee teams om de beurt een verhaal van vijf minuten. Dat verhaal hebben ze thuis voorbereid, maar... als ze het podium betreden krijgen ze twee opdrachten mee die ze in het verhaal moeten verwerken. Geloof me, dat leidt tot hilarische situaties, zoals een voorloper van de mobiele telefoon in 17e eeuws Japan ("ze hadden toen al een technologische voorsprong"), of een arrenslee in de hut van een primitief levende inwoner van Papoea Nieuw-Guinea (Amerikaans zendingswerk).
Bovendien krijgt de verteller strafpunten als zijn verhaal langer of korter is dan vijf minuten. Voor elke twintig seconde een punt! Dat maakt het extra spannend.
Tweede ronde: groepsopdracht
In de tweede ronde moeten de vertellers als team optreden. Ze moeten met zijn drieën een compleet nieuw verhaal verzinnen, aan de hand van een associatiespel. Hierbij mogen de remmen helemaal los - hoe gekker hoe liever - maar de kunst is natuurlijk om in circa vijf minuten toch tot een gestructureerd en afgerond verhaal te komen. Nadat beide teams hun verhaal verteld hebben, mag het publiek weer jureren, worden de punten opgeteld bij de score van de eerste ronde en is het winnende team bekend.
Uitdaging voor vertellers
Voor de meeste vertellers is het waarschijnlijk best een uitdaging om mee te doen aan een storyslam. Als verteller ben je gewend om je verhaal tot in de puntjes voor te bereiden, totdat je het je helemaal eigen hebt gemaakt. Dat doe je bij de storyslam ook, maar vervolgens wordt het door de opdrachten (mogelijk) weer helemaal overhoop gegooid! En dan is er nog die groepsopdracht, waarbij je al helemaal niet weet wat de uitkomst is. Wat als de anderen iets roepen waar je niks mee kunt? Daarvoor moet je durven loslaten en durven vertrouwen op je creativiteit en improvisatievermogen.
En je moet niet bang zijn om fouten te maken. Want, zoals ėėn van de deelnemers zei (een ervaren theatersporter): "Het gáát mis, reken daar maar op." Dat hoort erbij en zorgt deels ook voor de lol van het spel.
Uitdaging voor het publiek
Het publiek heeft een actieve rol bij de storyslam. Het is niet zitten en consumeren. Het begint bij de opdrachten: iemand uit het publiek wordt gevraagd een opdrachtkaart te trekken en wanneer bij een opdracht een woord nodig is mag het publiek suggesties geven.
Daarnaast is het publiek de jury. Overleggen met de buren wordt nadrukkelijk aangemoedigd. In Amsterdam leidde dit zelfs tot discussies over de kenmerken van een goed verhaal. Mensen waren aan het denken gezet!
Meer storyslams graag!
Ik heb nu vier storyslams meegemaakt. Twee keer als deelnemende verteller en twee keer in het publiek. Improviseren is niet mijn sterkste punt, maar desondanks ben ik verkocht. Een storyslam is sprankelend en speels en het is voor zowel publiek als deelnemers dolle pret. Het is niet te vergelijken met een goed doordachte vertelvoorstelling, waarbij wekenlang aan een verhaal is geslepen om het optimaal over te brengen. Storyslam benadrukt een heel ander (belangrijk) facet van vertellen: het samen plezier hebben. Van mij mag dat nog veel vaker gebeuren.
[Dit is een bewerking van een blogartikel van Melanie Plag uit 2014. Ook toenmalige leerroutestudent Ineke Bams was aanwezig bij de storyslam. Haar verslag kun je hier downloaden.]